We vroegen dijkgraaf Kees-Jan de Vet van waterschap Brabantse Delta en gedeputeerde Johan van den Hout van de provincie Noord-Brabant om een reactie. Kees-Jan de Vet: ‘In de nieuwe bestuursperiode van waterschappen en provincies hecht ik er vanuit de klimaatverandering zeer aan om de zoetwaterbeschikbaarheid permanent op de bestuurlijke agenda te houden. Het is hierbij van belang de landbouw- en natuurorganisaties in de regio direct te betrekken. ‘De provincie Noord-Brabant ziet dit belang ook,’ aldus Johan van den Hout. ‘In 2019 gaan we samen met het waterschap met alle gebruikers in gesprek over zoet water in onze regio.’
Zoetwaterbeheer in de PAN-polders van West-Brabant
In de zogenoemde PAN-polders (de polders Prins-Hendrik, Auvergnepolder en Nieuw-Vossemeer), in het meest westelijke deel van haar beheergebied (zie het oranje gedeelte in het figuur), is waterschap Brabantse Delta voor de zoetwatervoorziening afhankelijk van het Volkerak-Zoommeer (VZM). In de praktijk betekent dit dat in de winter en in het voorjaar water uit het VZM wordt ingelaten voor peilbeheer, doorspoeling en, bij neerslagtekort, voor beregening. In de loop van de meeste recente zomers neemt het gehalte aan blauwalgen op het VZM voor de inlaatpunten zodanig toe dat deze inlaten vanaf eind juli tot het eind van de zomer worden gesloten. Voor de achterliggende poldergebieden is er dan gelukkig een alternatieve aanvoerroute beschikbaar. Hierbij kan water uit het Mark-Vlietsysteem worden aangevoerd. ‘Een erg handige achterdeur,’ volgens Kees-Jan de Vet. ‘Met deze alternatieve zoetwateraanvoerroute kunnen we dit gebied in de meeste jaren van voldoende water van een goede kwaliteit voorzien.’ Het waterschap hanteert hierbij de voorwaarden dat er zo min mogelijk blauwalgen in het gebied worden ingelaten en dat het chloridegehalte in de polder beneden de 450 mg/l blijft.
Klimaatverandering vraagt om een robuust systeem
In de zomer van 2018 bleek dat ook in de Zuidwestelijke Delta voldoende zoet water niet te allen tijde kan worden gegarandeerd. De klimaatverandering vraagt ook voor gebieden als de PAN-polders om een goede strategie, waarbij je kunt inspelen op verschillende (klimaat)scenario’s. ‘De Roode Vaart is een altijd-goed-maatregel waarmee we de aanvoercapaciteit voor West-Brabant op orde brengen, maar de PAN-polders blijven vooralsnog primair van het VZM afhankelijk,’ legt Kees Jan de Vet uit. In de zomer van 2018 gaven agrariërs in het gebied aan de zoetwatervoorziening verder te willen optimaliseren, zeker nu er nog geen besluitvorming is over het VZM. ‘Voor het optimaliseren moeten we aan verschillende maatregelen denken. Zo zouden we iets kunnen doen aan de (hoogte)ligging van de inlaten langs het VZM. Ook kunnen we samen met gebruikers gaan sturen op het chloridegehalte, zodat we het waterverbruik voor doorspoeling kunnen optimaliseren. Of we kunnen kijken of de capaciteit van de noodopstelling vanuit het Mark-Vlietsysteem vergroot kan worden.’
Gezamenlijk gebiedsproces
Om tot de juiste keuzes te komen, nemen waterschap Brabantse Delta en provincie Noord-Brabant dit jaar gezamenlijk het initiatief om de gebruikers te betrekken en het gebiedsproces vorm te geven. Kees-Jan de Vet: ‘We kiezen nadrukkelijk voor een gezamenlijk traject omdat het gaat over het klimaatbestendig inrichten van Brabant. Johan van den Hout: ‘Het is belangrijk om te anticiperen op de toekomst voor dit gebied. Nog steeds staat overeind dat het VZM op middellange termijn zout wordt, ook nu de komende jaren daarop nog niet actief wordt geïnvesteerd. Wat we op korte termijn doen moet voldoende zoet water bieden voor de gebruiksfuncties, maar moet de maatregelen op langere termijn niet in de weg zitten. Onze aanpak is daarmee adaptief. Daarbij hoort dat keuzes die we nu maken tegen een stootje moeten kunnen, bijvoorbeeld om het hoofd te bieden aan extreem veel water en periodes van droogte. Dit betekent dat we ook moeten kijken naar efficiënt watergebruik en bereid moeten zijn om eventuele ruimtelijke consequenties te benoemen.’
Watergebruikers staan centraal
Zowel de provincie als het waterschap zijn van mening dat gebruikers een belangrijke rol hebben in enerzijds het bepalen van de opgave voor het gebied en anderzijds het uitwerken en uitvoeren van de maatregelen. Ook in het maken van onderlinge afspraken om het water in het gebied goed te verdelen spelen zij een grote rol. Dijkgraaf De Vet: ‘Gebruikers hebben ook een verantwoordelijkheid om tot een robuust watersysteem te komen. Daarom pakken we de handschoen samen met hen op.’ ‘Klimaatadaptatie is een zaak van ons allemaal,’ sluit gedeputeerde Van den Hout af. ‘We hebben de tijd voor een goede voorbereiding en willen dit graag met gebruikers en het waterschap uitwerken.’