Het buitendijkse natuurgebied in Perkpolder is aangelegd als onderdeel van het natuurcompensatieprogramma Tweede Verdieping Westerschelde en de opgave natuurherstel van het Natuurpakket Westerschelde. In totaal is zo’n 75 hectare natuurgebied “teruggegeven” aan de Westerschelde. Al vrij snel namen de eerste bodemdieren hun intrek in dit nieuwe stukje natuur. Ook vogels weten het gebied inmiddels goed te vinden.
Naar verwachting
‘De ontwikkelingen in het buitendijkse natuurgebied bij Perkpolder zijn na grote veranderingen in het begin, nu meer gestabiliseerd,’ vertelt Matthijs Boersema, projectleider en onderzoeker aan de HZ University of Applied Sciences (HZ). ‘Het aangelegde natuurgebied heeft zich in twee jaar tijd al goed aangepast aan de natuurlijke omstandigheden. Het slibt langzaam op en wordt steeds iets hoger. We zien achter in het gebied een behoorlijke afzetting van slib in de gegraven kreken. Aan de voorkant zien we juist wat erosie in de kreken. De inlaat (de opening tussen de twee dijkhoofden) is na een periode van snelle verbreding en verdieping nu ook stabieler. Het is vooral interessant om te zien hoe de gegraven verdieping achter de inlaat zich de komende jaren verder ontwikkelt. In de eerste twee jaar zien we hier dat het met de stroming meegevoerde zand het gebied opvult (aanzanding). Komende jaren blijven we de veranderingen in het landschap monitoren. Denk hierbij aan de vorming van het krekenpatroon, het bodemleven, de vegetatie en de effecten van golven en stroming.’
Meer dominante bodemdieren
Ook het bodemleven in Perkpolder wordt onderzocht. Tom Ysebaert, ecoloog bij Wageningen Marine Research en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) licht toe: ‘De diversiteit in bodemdieren is vergelijkbaar met andere soortgelijke natuurgebieden in de Westerschelde. Momenteel komen er niet veel nieuwe soorten bodemdieren bij. Dit is ook normaal in dit relatief laaggelegen slikkengebied. Als de hoogte stijgt door bijvoorbeeld slibvorming en vegetatie, krijgen andere soorten meer kans om te overleven. De populatie van de slijkgarnaal is aardig gestegen ten opzichte van vorig jaar. Daarnaast zijn soorten als het nonnetje en de kokerworm in aantallen toegenomen en dominanter. Dat is een goed teken. Al deze dieren dienen weer als voedsel voor de vogels. We zien nu vogelsoorten als de lepelaar, zilverreiger, wulp en scholekster in het gebied. Eenden gebruiken Perkpolder ook als rustgebied. Naast het aantal bodemdieren kijken we ook naar de biomassa. Als de bodemdieren over een paar jaar volwassen zijn, vormen ze nog meer voedsel voor vogels. We verwachten dan ook dat de populatie vogels verder zal toenemen.’
Engels Slijkgras
‘Er groeien momenteel nog geen planten in het gebied,’ vertelt Tjeerd Bouma, ecoloog bij het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en lector bij de HZ University of Applied Sciences (HZ). ‘Vegetatie verwachten we ook pas in een later stadium. Het is nu vooral interessant de factoren te onderzoeken die een sturende invloed hebben op de vestiging van planten in het gebied. In een laaggelegen natuurgebied zoals Perkpolder begint de vegetatie-ontwikkeling met de vestiging van het pioniersplantje Engels Slijkgras. De omstandigheden moeten dan wel geschikt zijn. We hebben in een unieke veldopstelling onder andere de effecten van drainage onderzocht. Het bleek dat het plantje in een goed gedraineerde bodem de meeste kans heeft te groeien. Op termijn ontstaat dit grondtype ook in Perkpolder, als het gebied steeds meer ophoogt. Het Engels Slijkgras zal dan zijn intrede doen. Met dit soort onderzoeken doen we niet alleen kennis voor Perkpolder op. Ook voor nieuw aan te leggen natuurgebieden kunnen we beter voorspellen hoeveel geulen gegraven moeten worden om een optimaal natuurgebied te creëren voor vegetatie. Graaf je bijvoorbeeld te weinig geulen, dan blijft de grond jaren te nat. Graaf je er teveel, dan kost het onnodig veel geld.’
Waardevolle informatie
Tijdens het project krijgen ook studenten van de HZ de kans om allerlei onderzoeken en afstudeeropdrachten in het gebied uit te voeren. ‘Hier leren zowel de studenten als de onderzoekers van. Het is een mooie samenwerking,’ sluit Matthijs af. ‘Daarnaast nemen we de kennis die we in Perkpolder opdoen weer mee naar nieuwe projecten, zoals de ontwikkelingen in de Hedwigepolder. In 2018 leveren we een eerste eindrapport op. Het duurt nog tientallen jaren voordat het gebied zich helemaal ontwikkeld heeft. Na 2018 blijven wij het gebied, op minder intensieve wijze, monitoren en onderzoeken.’