De zoetwateropgave vraagt niet alleen om het nemen van maatregelen in situaties van (dreigende) tekorten. De stap daarvoor is nog veel belangrijker. Zo zijn we als regio onderdeel van het Deltaprogramma Zoetwater en werkt het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat op dit moment aan een Beleidsbrief “Water en Bodem Sturend”, met daarin sturende kaders voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Samengevat betekent dit dat we bij een klimaatrobuuste inrichting van onze regio veel meer uit moeten gaan van de oorspronkelijke water- en bodemeigenschappen. Dit kan inhouden dat we sommige situaties van droogte of verzilting (tijdelijk) moeten accepteren. Als we naar het thema zoet water kijken, is de centrale vraag: in welke mate kunnen we ons beschermen tegen droogteperiodes, zeker wanneer die steeds vaker optreden? Heldere bestuurlijke keuzes zijn hiervoor nodig over welke afspraken we onderling kunnen maken over zoetwaterbeschikbaarheid en wat daarin realistisch is.
Wat zagen we deze zomer?
Afgelopen zomer zagen we dat de waterbeheerders binnen het reguliere watersysteem en maatregelen die al zijn genomen veel droogte konden opvangen. Wel zagen we verschil in de gebieden zonder en met de aanvoermogelijkheid van zoet water. In de gebieden zonder aanvoer was de situatie soms nijpend. Waar de droogte niet kon worden opgevangen, werden verschillende aanvullende maatregelen genomen om te zorgen voor voldoende zoet water. Het is goed mogelijk dat deze voorbeelden meer structureel worden. Ze passen in ieder geval allemaal binnen de zoetwateraanpak in de Zuidwestelijke Delta.
Hieronder lichten we met een aantal voorbeelden voor verschillende gebieden in de Zuidwestelijke Delta de droogtesituatie deze zomer toe:
Dit voorjaar werd de waterinlaat Roode Vaart geopend. Hiermee is de aanvoermogelijkheid van zoet water in de polders van West-Brabant sterk verbeterd. Desondanks moest er deze zomer extra zoet water worden aangevoerd via de Marksluis bij Oosterhout. Dit was nodig om het Mark-Dintel-Vlietsysteem door te spoelen, de West-Brabantse polders van voldoende zoet water te voorzien en de blauwalgenoverlast op de Dintel en Vliet te beperken.
Vanuit het programma Slim Watermanagement werken waterbeheerders samen om het watersysteem als geheel beter te benutten. Dit wierp deze zomer zijn vruchten af bij het Volkerak-Zoommeer. Ondanks de extreem lage Rijn-afvoer dit jaar was er de hele zomer genoeg zoetwateraanvoer en konden de afspraken uit het waterakkoord goed worden nagekomen.
Het Kanaal van Gent naar Terneuzen wordt gevoed vanuit Vlaanderen. De droogte daar leidde ertoe dat het kanaal sterk verziltte en dat het waterpeil zakte. Hiervoor is een vaardieptebeperking ingesteld en is er rond laag water op de Westerschelde niet geschut om het beschikbare water vast te houden. Samen met Vlaanderen is het gelukt om het waterbeheer met elkaar te integreren. Zodra er een beetje water beschikbaar kwam is het Kanaal van Gent door Vlaanderen ingezet als een soort berging, waarmee de droogteperiode langer kon worden opgevangen.
Door het grensgebied van de gemeenten Woensdrecht en Reimerswaal stroomt normaal gezien, ook in perioden zonder neerslag, kwelwater van de Brabantse Wal richting stuw Brugweg. Maar net als in 2018 stokte die afvoer eind augustus, waardoor niet langer aan de watervraag van vooral agrariërs kon worden voldaan. Als noodoplossing is met een mobiele pomp water uit het spuikanaal in de sifons onder het Schelde-Rijnkanaal gepompt. Zo werd het gebied van de andere kant gevoed met zoet water.
Waterschap Scheldestromen heeft het effluent (gezuiverd afvalwater) van de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) Walcheren en Willem-Annapolder ook ingezet om slootpeilen zoveel mogelijk te handhaven en inklinking van veenlagen in de bodem te beperken. Conservenbedrijf Coroos in Kapelle stelde gezuiverd afvalwater beschikbaar aan agrariërs uit de omgeving. Onder normale omstandigheden loost het bedrijf dit effluent op de Westerschelde.
Welke ontwikkelingen zagen we nog meer en aan welke oplossingen kunnen we denken?
In verzilte gebieden is het erg moeilijk om de zoetwaterbeschikbaarheid te vergroten. Andere soorten oplossingen zijn dan ook nodig. Hierbij richten we ons vooral op de combinatie van het vasthouden en opslaan van winterse neerslag plus water doelmatiger gebruiken in het groeiseizoen. Van belang is heel goed kijken naar (de eigenschappen van) water en bodem ter plekke. Die bepalen de mogelijkheden sterk.
De natuur in Zeeland had het zwaar te verduren deze zomer. Vooral in natuurgebieden met veen in de ondergrond zorgde inklinking voor onherstelbare schade. Dit gold bijvoorbeeld voor de Yerseke Moer. Dit gebied is voor zijn (grond)waterpeil afhankelijk van kwel en neerslag, maar die schoten deze zomer tekort. Daarom wordt nu verkend of het mogelijk is het peil aan te vullen met zout water, om in de toekomst inklinking te beperken. Ook de invloed hiervan op de natuur wordt onderzocht. Die mag niet negatief zijn.
Ook in West-Brabant zijn natuurgebieden met veen in de ondergrond, zoals Halsters Laag en de Binnenpolder Terheijden. Hoewel het omgevingswater daar zoet is (met inlaatmogelijkheden), zakten ook daar de grondwaterstanden sterk. Het inlaten van zoet water behoort tot de mogelijkheden, maar ook daar is de vraag hoe dat zich verhoudt tot de beoogde natuurdoelen.
Veruit het grootste deel van de Zeeuwse landbouw is afhankelijk van het zoete water in de bodem, de zogenaamde regenwaterlens. Bij een oplopend neerslagtekort krimpt die lens en kruipt het zout omhoog. Landbouwgewassen groeien daardoor minder goed, zowel door vochttekort als verzilting.
In de steden en dorpen hebben het groen en de sportvelden veel water nodig. Dit zorgt de laatste jaren voor een flinke uitdaging voor de gemeenten en sportclubs. Zeker om jonge aanplant in leven te houden en om te kunnen blijven spelen op de sportvelden. Door de droogte van 2022 kon niet alle jonge aanplant worden gered en werden veel wedstrijden bij de seizoenstart afgelast. Ook de groene stadsvijvers, die we steeds vaker zien, hadden door het neerslagtekort te weinig zoet water voor de doorspoeling.
Keuzes maken
Op dit moment worden de effecten van de droge zomer in de Zuidwestelijke Delta verder onderzocht. De verwachting is dat de uitkomsten de noodzaak en urgentie voor belangrijke keuzes om te zorgen voor voldoende zoet water zullen bevestigen. Voor Noord-Brabant lanceerde de onafhankelijke Adviescommissie Droogte onder leiding van oud-minister Melanie Maas Geesteranus onlangs al een vergaand advies “Zonder Water geen Later”. En met elke nieuwe droge zomer groeit het besef hoe nodig voldoende zoetwater is voor een klimaatbestendige delta. Vanuit de zoetwateraanpak van de Zuidwestelijke Delta wordt hier volop aan gewerkt. Ook via de verdere concretisering van de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050 zullen we steeds meer inzicht krijgen in de zoetwaterbehoefte op de middellange termijn: 2050. En dat biedt een sterke basis voor het maken van keuzes voor de toekomst.