“Water tussen Wal en Schelde” is een project van de waterschappen Scheldestromen en Brabantse Delta, de provincies Noord-Brabant en Zeeland en Evides waterbedrijf.
In 2021 en 2022 leverde een eerste verkenning vier kansrijke ideeën op: zet het water in voor natuurontwikkeling, als landbouwwater, voor het verbeteren van de waterkwaliteit en voor drinkwatervoorziening. Het afgelopen jaar verzamelde de projectgroep veel noodzakelijke informatie om besluiten te kunnen nemen over die ideeën.
Monitoring afstromende water
Naast afstromend oppervlaktewater worden sommige deelstromen ook gevoed door kwelwater van de Brabantse Wal, wat ook effect heeft op de waterkwaliteit. Juist die verschillen in kwaliteit en kwantiteit wilden de partners beter weten. Vanaf 1 januari 2023 zijn daarom op extra locaties de debieten (volumesnelheden) in beeld gebracht (zie de afbeelding hieronder) en wordt de waterkwaliteit gemeten. De kwaliteit en kwantiteit van het afstromende water kan zo nauwkeurig worden geanalyseerd.
Haalbaarheid ideeën
Twee van de vier kansrijke ideeën zijn op basis van de analyses afgevallen. Het inzetten van het afgestroomde water voor drinkwaterbereiding en als aanvulling op de bestaande landbouwwaterleiding naar Midden-Zeeland bleken niet haalbaar. De reden hiervoor is dat de beschikbaarheid van het afstromende water in de zomer sterk terugloopt. Voor drinkwaterbereiding speelt ook mee dat de waterkwaliteit net niet voldoende is. De twee andere kansrijke ideeën, inzet van het afgestroomde water voor waterkwaliteit en natuurontwikkeling, worden nog volop onderzocht.
Deelproject Waterkwaliteitsverbetering en optimalisatie watersysteem
Waterschap Scheldestromen heeft binnen dit deelproject adviesbureau SWECO de opdracht gegeven om de huidige waterkwaliteit van met name de Ossendrechtse en Woensdrechtse Kil (zie de omcirkelde gebieden in de afbeelding hierboven) in beeld te brengen. Ook onderzoekt SWECO welke maatregelen kunnen bijdragen aan een waterkwaliteitsverbetering. Tot slot wordt bekeken of het verleggen van deelstromen aan de voet van de Wal invloed heeft op de waterkwaliteit.
Ondanks de grote hoeveelheid water die jaarlijks door beide Killen stroomt, komt uit het onderzoek dat de waterkwaliteit in westelijke richting verslechtert door afstroming en drainage van de agrarische gronden in het kleigebied aan de voet van de Brabantse Wal. De komende tijd volgt een analyse om inzicht te krijgen in de gevolgen van mogelijke ontwikkelingen. Dat kunnen ingrepen op de Brabantse Wal zelf zijn (meer water vasthouden) maar ook binnen het project. Bijvoorbeeld het afgeleiden van water naar het Markiezaatsmeer.
Deelproject Natuur
Dit deelproject gaat om het inzetten van water voor het Markiezaatsmeer om de Natura 2000-doelen te kunnen halen. Voor deze doelen is goed peilbeheer noodzakelijk en daarvoor zijn een aantal maatregelen in beeld. Naast het automatiseren van de vaste stuw op het meer, is het afgeleiden van deelstromen aan de voet van de Wal in (meer) noordelijke richting mogelijk ook een optie.
Bij de uitwerking van dit deelproject is Erik de Jonge van terreinbeheerder Brabants Landschap nauw betrokken. ‘Wij zien erg veel potentie in deze maatregel. De laatste jaren zakten de waterpeilen in het broedseizoen meerdere keren zo ver uit, dat de eieren en jonge vogels op het broedeiland ten prooi vielen aan de vos. Dit moeten we in de toekomst zien te voorkomen en daarvoor zijn de stuw en het extra water bittere noodzaak. We willen echter het meeste water juist in de winterperiode hebben. Dit lijkt misschien vreemd, maar in die periode kunnen we het peil in het meer goed opzetten. Zo kunnen we opgaande begroeiing beperken en creëren we een buffer voor de drogere periode.’
Inmiddels zijn er verschillende analyses uitgevoerd. Deze geven veel inzicht in de watervraag voor het peilbeheer. De debietmetingen aan de voet van de Wal laten een goed beeld zien van de schommelingen in de beschikbaarheid van het water. Door deze gegevens naast elkaar te leggen, analyseert de projectgroep niet alleen of het project haalbaar is, maar ook of er nog andere optimalisaties mogelijk zijn. Dat kunnen iets ruimere peilbeheermarges of inrichting van gebieden zijn. Hieruit volgde ook de conclusie dat het vervangen en automatiseren van een nieuwe stuw noodzakelijk is en een goede maatregel om de Natura 2000-doelen van het gebied te kunnen behalen. De voorbereidende werkzaamheden hiervoor zijn inmiddels in volle gang.
Modelonderzoek afstromend water
De projectgroep gaf adviesbureau Witteveen+Bos opdracht voor een modelstudie. Met het model wordt de samenhang tussen de Brabantse Wal en het gebied aan de voet van de Wal onderzocht. Volgens Kees Vink, projectleider van de modelstudie en hydroloog bij waterschap Brabantse Delta, is het modelleren van dit gebied een lastige klus. ‘Vooral de ondergrond van de Brabantse Wal en de kwelstromen zijn moeilijk in detail in beeld te brengen. Dit wisten we vooraf: extra reden dus om dit in samenwerking met alle betrokkenen heel zorgvuldig te doen. De modelstudie vergroot het inzicht in het functioneren van het systeem. Met modelberekeningen kunnen. we verschillende toekomstscenario’s doorrekenen. Denk dan ook weer aan het vasthouden van water op de Brabantse Wal en de mogelijke gevolgen van klimaatverandering (nattere winters en langduriger droge perioden in de zomer). Ook de uitkomsten van deze berekeningen nemen we uiteindelijk mee in de afweging of maatregelen efficiënt en haalbaar zijn.’
Haalbaarheid duidelijk in het voorjaar van 2024
‘Ik zie dat er veel werk wordt verricht en ben verheugd over de voortgang van het project,’ zegt Kees Jan de Vet, dijkgraaf bij waterschap Brabantse Delta. ‘Op dit moment werken de betrokken partijen aan de analyses van alle beschikbare informatie. Het is de bedoeling dat in het vroege voorjaar van 2024 de haalbaarheid van de deelprojecten duidelijk is. Hierna volgt (bestuurlijke) besluitvorming. Het is hierbij van groot belang de samenhang te borgen, en de huidige belangen in het gebied heel goed voor ogen te houden en niet te schaden. Zo moet er bijvoorbeeld voldoende water beschikbaar blijven voor agrarisch gebruik en mag de waterkwaliteit niet verslechteren door minder doorstroming. Positief is dat de grootste watervraag voor het gebied van het Markiezaatsmeer juist in de winterperiode ligt. Het aanbod is dan het grootst, terwijl de vraag voor andere toepassingen dan kleiner is.’