Gebiedsconferentie Zuidwestelijke Delta op 6 juli

Op donderdag 6 juli stond theater De Kring in Roosendaal volledig in het teken van de gebiedsconferentie Zuidwestelijke Delta. Zo’n 175 betrokkenen kwamen bij elkaar om bijgepraat te worden en mee te denken over de ontwikkelingen binnen de Zuidwestelijke Delta. Naast het interactieve plenaire programma gingen de deelnemers in gesprek met vijf lokale initiatieven en dachten ze mee tijdens de workshopronde.

Dagvoorzitter Kjell Lutz vroeg Paul de Beer, Manager Programma Zuidwestelijke Delta, wat deze gebiedsconferentie anders maakt dan de voorgaande edities. ‘Omdat we nu de slag willen maken van de processen naar de inhoud. Daarom staan vandaag vijf lokale initiatieven centraal en zijn de workshops gericht op de inhoud.’ Paul legde daarmee een link naar de “hink-stap-sprong”, waarmee we in verschillende periodes werken aan de ambitie om van de Zuidwestelijke Delta in 2050 de eerste klimaatbestendige delta ter wereld te maken. ‘We proberen aan te sluiten bij de samenleving en de problemen die mensen nu ondervinden. Dat is de hinkfase, de korte termijn. Aan de andere kant hebben we ook te maken met de lange termijn, die in het Deltaprogramma wordt beschreven. Die proberen we met elkaar te verbinden, om nu slimme keuzes voor de toekomst maken.’

Waterkwaliteit

Als concreet voorbeeld noemt Paul de waterkwaliteit. ‘Volgens de laatste herijking van het Deltaprogramma in 2020 lijkt Nederland wat betreft waterveiligheid wel goed te zitten. Maar de waterkwaliteit in de Zuidwestelijke Delta is een stuk minder. We proberen op de korte termijn de waterkwaliteit in het Volkerak-Zoommeer te verbeteren, maar bij 1 meter zeespiegelstijging krijgt het Volkerak-Zoommeer heel andere problemen. Met ingrepen als het aanplanten van zeegras kom je op de korte termijn een heel eind, maar voor de lange termijn is een bredere visie noodzakelijk.’

Ik zie veel energie, een goed proces en veel onderdelen die worden opgepakt, maar als ik kijk naar de snelheid van verdroging of de beschikbaarheid van zoet water moeten we in de verdere uitwerking nog stappen zetten.

Samenbrengen

Ook Kees Jan de Vet, dijkgraaf van waterschap Brabantse Delta, voelt de urgentie om verbinding te maken tussen korte en lange termijn. ‘Ik zie veel energie, een goed proces en veel onderdelen die worden opgepakt, maar als ik kijk naar de snelheid van verdroging of de beschikbaarheid van zoet water moeten we in de verdere uitwerking nog stappen zetten. Straks hebben we nieuwe besturen in provincies en waterschappen en ik zou willen bepleiten dat die alle puzzelstukjes samenbrengen in een uitgewerkt plan voor 2050.’ En dat geldt volgens Kees Jan ook voor de Zuidwestelijke Delta zelf. ‘Binnen de Zuidwestelijke Delta hebben we veel verschillende gebiedsuitwerkingen, maar uiteindelijk moeten die strategisch samenkomen in een visie op 2050.’

Steentje bijdragen

De gemeente Roosendaal is sinds kort aangesloten bij de Zuidwestelijke Delta, vertelt wethouder Klaar Koenraad. ‘Wij willen als gemeente ook een steentje bijdragen, al zitten we niet midden in de Zuidwestelijke Delta. We waren al wel lid van de Water- en klimaatkring West, dus was het logisch dat we ook deel gingen uitmaken van de Zuidwestelijk Delta. Al ligt onze gemeente aan de rand van het gebied, wij denken veel na over het vasthouden van zoet water, onder meer samen met de Brabantse Wal en het Kasteel van Wouw in verschillende projecten. Precies een thema dat past bij de Zuidwestelijke Delta.’

Hier speelt een heel bijzondere problematiek, vanwege de zeespiegelstijging, bodemdaling en de staat van de natuur. Business as usual is niet meer houdbaar.

Gedragsverandering

Bas Roels, coördinator van het team Nederland bij het Wereld Natuur Fonds, vertelt dat de Zuidwestelijke Delta sinds een jaar of twaalf extra aandacht krijgt van het WNF. ‘Hier speelt een heel bijzondere problematiek, vanwege de zeespiegelstijging, bodemdaling en de staat van de natuur. Business as usual is niet meer houdbaar. Alle processen die worden opgezet, waaronder het Deltaprogramma, moeten ook echt leiden tot een gedragsverandering en daar zijn nog veel stappen voor nodig. Dus doen we als WNF zelf onderzoek, nodigen experts uit om mee te denken over oplossingen en geven we de politiek instrumenten om ook die stappen te zetten. Helaas zien we nog weerstand tegen verandering en nog te veel vooruitkijken op een manier die we al kennen. En daar maken we ons zorgen over.’

Blik op Zeeland

Gert van Kralingen, dagelijks bestuurder van waterschap Scheldestromen, legt binnen de Zuidwestelijke Delta extra focus op Zeeland. ‘Uitstekend dat we in de driehoek samenwerken, maar ik zou de beleving en het leven in het Zeeuwse extra benadrukken en de plaatselijke gevoelens goed laten meewegen. Als je land wil gebruiken voor slimme oplossingen, zie ik daarvoor geen politiek draagvlak in Zeeland. Daarnaast is een goede samenwerking nodig tussen natuur en agrarische sector. We moeten van die tegenstelling af, anders komen we niet vooruit.’

Lokale initiatieven

In het plenaire programma maakten de deelnemers kennis met de vijf lokale initiatieven die het Gebiedsoverleg Zuidwestelijke Delta ondersteunt. Via een stemapp op de telefoon konden de deelnemers aangeven hoe kansrijk ze het initiatief vonden, of het ook op andere plekken uit te voeren is, in hoeverre het initiatief bijdraagt aan samenwerking en of het een bouwsteen is voor de toekomst. Daarna gingen ze via een Open Space met de initiatiefnemers in gesprek. De vijf lokale initiatieven zijn:

  1. Ontwikkeling rif-bouw-station: Eten tegen Zandhonger
  2. Rust voor natuur en ruimte voor mensen, perspectief voor het buitendijks gebied van Tholen
  3. Waterkerend Kustlandschap ‘De Banjaard’
  4. Joint Fact Finding Zierikzee-Bruinisse
  5. Herontwikkeling Verdronken stad Reymerswael

1. Ontwikkeling rif-bouw-station: Eten tegen Zandhonger

Initiatiefnemers Joost Adriaanse en Ester van de Wiel willen een functionerend rif-bouw-station ontwikkelen, om daarmee de delta vorm te geven. Het idee is om gasten mosselen, oesters en andere schelpdieren te laten eten en de schelpen te gebruiken om nieuwe rifstructuren aan te leggen op het slik. Zo draagt dit initiatief bij aan waterkerende landschappen. Hiermee onderzoeken de initiatiefnemers de eco-sociale mogelijkheden voor een radicaal andere interpretatie van kustverdediging. Innovatief en tekenend voor de watersector, vindt Kees Jan de Vet (waterschap Brabantse Delta) dit initiatief. De deelnemers aan de conferentie vinden het initiatief kansrijk. Joost Adriaanse onderschrijft dit: ‘We willen leren hoe we kunnen omgaan met dynamiek, maar ook hoe we mensen daarbij kunnen betrekken. En ik denk dat dit een hele goede manier is.’

2. Rust voor natuur en ruimte voor mensen, perspectief voor het buitendijks gebied van Tholen

De gemeente Tholen wil samen met Het Zeeuwse Landschap en Staatsbosbeheer een nieuw perspectief ontwikkelen voor het buitendijkse gebied rondom Sint Philipsland en de Krabbenkreek. De natuur moet er worden beschermd, maar het moet ook mogelijk blijven de natuur te beleven. Daarnaast wil de gemeente verkennen hoe rust voor natuur en ruimte voor mensen beter samen kan gaan met zeespiegelstijging, zandhonger en waterveiligheid. Ze stellen daarom een gebiedsgerichte aanpak van de zonering voor, waarbij alle betrokkenen samen tot een goede oplossing komen. De deelnemers aan de conferentie beoordelen dit initiatief als kansrijk en geschikt om op andere plekken uit te voeren. Wim de Vries van de gemeente Tholen en Erwin Verhage van Staatsbosbeheer legden uit dat het in dit soort initiatieven belangrijk is echt lokaal te werk te gaan. ‘Elkaar beter leren kennen en elkaars standpunten begrijpen heeft tijd nodig. Neem die ook, dan kom je tot goede afspraken.’

3. Waterkerend Kustlandschap ‘De Banjaard’

De kern van dit initiatief van Gebiedscoalitie ‘De Banjaard’, een werkgroep binnen de Kennis Community Oosterschelde (KCO), is om de voormalige zandplaat De Banjaard door zandsuppletie te herstellen en te versterken met schelpdieren en begroeiing. Tussen De Banjaard en de kust ontstaat zo een met de zeespiegelstijging meegroeiende lagune. De ontwikkeling van een tweede kustlijn leidt tot een sterke en aantrekkelijke kust met platen, slikken en schorren. De huidige erosie van Natura 2000-gebied de Voordelta wordt daarmee gestopt. Met steun vanuit de Zuidwestelijke Delta willen de initiatiefnemers een voorlopig landschapsplan-groeimodel maken. Bas Roels (WNF) is enthousiast over het initiatief. ‘Dit is echt out of the box denken: wat kunnen we op systeemniveau doen, met behulp van de natuur. En het is bovendien een idee uit de samenleving. Dit soort ideeën hebben we hard nodig.’ Ook de deelnemers zien in het initiatief een mogelijke bouwsteen voor de toekomst. Volgens initiatiefnemer Idco Duijnhouwer hebben we nog één generatie de tijd om te experimenteren met bescherming tegen zeespiegelstijging. ‘Klimaatverandering is niets nieuws, daardoor is ons kustfundament ooit ook gevormd. Laten we de kracht van de natuur nu gebruiken om ons te beschermen.’

4. Joint Fact Finding Zierikzee-Bruinisse

De Gebiedscoalitie Zierikzee-Bruinisse van de Kennis Community Oosterschelde (KCO) wil vanuit de brede opgaven voor het gebied een strategie en concrete bouwstenen ontwikkelen, waarmee lokale stakeholders kunnen omgaan met de effecten van klimaatverandering. De Gebiedscoalitie wil met de stakeholders via Joint Fact Finding in beeld brengen wat de gevolgen zijn van een stijgende zeespiegel en veranderende neerslagpatronen voor bedrijf, landschap, natuur en de gemeenschap. Deze concretisering vergroot bewustwording, urgentie, betrokkenheid en draagvlak voor verandering. Het publiek vindt dat deze aanpak ook geschikt is om op andere plekken toe te passen. Initiatiefnemer Philip Drontmann (KCO): ‘Het begint op heel lokaal niveau, door verbinding te houden met het gebied, de mensen en de problematiek. Dat is zeker te kopiëren, maar alleen als je het op deze manier doet, door elkaars ambities en gevoeligheden te leren kennen. Het vraagt een heel actieve houding. Maak een stap vooruit, zoek elkaar op, bij voorkeur in de natuur. Dan kun je naar elkaar gaan luisteren.’

5. Herontwikkeling Verdronken stad Reymerswael

De oude stad Reymerswael is ooit door menselijk handelen vergaan. Op deze plek willen de initiatiefnemers een culturele en multifunctionele parel realiseren. Behalve het verhaal van de stad willen ze ook het klimaatverhaal vertellen, van verleden, heden en toekomst. Dit plan van Geopark Schelde Delta, Provincie Zeeland en de gemeente Tholen is aangereikt door RO&AD architecten. De Verdronken Stad Reymerswael creëert een weg naar een breed gedragen maatschappelijke bewustwording van de toekomstige opgaven in de Delta. Door het proces met participatie van de omgeving en overheden samen aan te pakken ontstaat meer betrokkenheid bij nieuwe inzichten en de wijze van aanpak. Paul de Beer is blij met dit lokale initiatief. ‘Zo wordt het tastbaar en zichtbaar voor de omgeving. Het is een geweldig initiatief, maar ook spannend, vanwege verschillende taken, doelstellingen en geldstromen die erin samenkomen.’ Initiatiefnemer Ro Koster vindt het ook spannend. ‘Ik denk dat het kansrijk is omdat het gaat om de culturele identiteit, maar ook over gevaar: hoe kunnen we leren van het verleden om niet in dezelfde valkuil te vallen en daarmee de toekomst vorm te geven.’

Workshops

Na de plenaire opening en de Open Space met de lokale initiatieven gingen de deelnemers aan de slag in workshops. De centrale vraag in de workshopronde was: hoe gaan we om met klimaatverandering en zeespiegelstijging in onze delta, vanuit de hink-stap-sprong?  Bekijk hieronder de verslagen van de workshops. En bekijk de terugkoppeling van de workshops in de plenaire afsluiting.

 

 

  • Workshop 1: Op weg naar nieuwe dijken en duinen?
  • Workshop 2: Wat zijn de effecten van klimaatverandering op het Veerse Meer?
  • Workshop 3: Hoe zorgen we voor een balans in veiligheid, natuur en economie in de Westerschelde?
  • Workshop 4: Hoe werken we aan een ecologisch en veerkrachtige delta?
  • Workshop 5: Kennisprogramma Zeespiegelstijging: wat is de houdbaarheid van het huidige systeem?

Workshop 1: Op weg naar nieuwe dijken en duinen?

André Marinisse (Voorzitter Voortgangsoverleg Waterveiligheid Zuidwestelijke Delta) en Teun Terpstra (lector aan de HZ University of Applied Science) verzorgden de workshop ‘Op weg naar nieuwe dijken en duinen?’

André startte met de schets dat de huidige dijken en duinen voorlopig genoeg bescherming bieden. Maar als we verder naar de toekomst kijken en rekening houden met een steeds hogere zeespiegel, is de vraag hoe we ons daarop gaan voorbereiden. Vragen als: ‘Welke andere concepten zijn te gebruiken, hoe bouwen we kennis op, hoe testen we praktische uitvoerbaarheid en hoe zetten we natuur in?’ hebben een respectvolle houding en de kracht van verbinding nodig om dit gezamenlijk op te pakken.

Via stellingen werden de aanwezigen uitgedaagd te kiezen. Op de stelling ‘Om zeespiegelstijging aan te kunnen, voldoet het verhogen van de dijken de komende 100 jaar nog’ reageerden de deelnemers dat het technisch mogelijk is, maar tegelijk de risico’s ook groter worden (kans op overstroming, doorzetten van bodemdaling, minder natuur). Ook moeten we rekening houden met internationale afspraken (verdrag met Antwerpen).

De stelling ‘We moeten de duinen blijven behouden en dat kan alleen via grootschalig suppleren’ vonden de voorstemmers logisch. Bij elke storm verdwijnt immers altijd een deel van de duinen en tegelijk vraagt suppleren bepaalde randvoorwaarden. Tegenstemmers zien ook nog andere manieren. Maatregelen moeten wel in het systeem passen en duinen hebben naast veiligheid ook een functie voor natuur en de beleving van het gebied.

Afsluiten van zeearmen is op termijn de enige oplossing’. Voorstemmers vonden dat we het denkproces hierover nu moeten starten. ‘Begin met het sluiten van de Westerschelde, een kortere kust is beter betaalbaar te houden.’ Tegenstemmers gaven de suggestie de Zuidwestelijke Delta her in te richten, en vooral gebruik te maken van opgebouwde kennis zoals bij de Oosterschelde (sluiten wanneer het moet en open wanneer het kan), en waarbij je rekening houdt met de afvoer van rivierwater. De grote woningbouw-opgave werd nog wel gemist bij dit onderwerp.

We moeten breder in gesprek met de bewoners van de Zuidwestelijke Delta’, was de laatste stelling. De deelnemers vonden dat we dat zeker moeten doen. Maar dan is de vraag: hoe dan? ‘Neem hierin de huidige wetgeving mee over participatie, besef dat bewoners vaak weinig meekrijgen, weet dat je het doet voor toekomstige generaties, maak gebruik van feiten en wetenschappelijk onderbouwde argumenten en zorg ervoor regelmatig in gesprek te zijn,’ waren hun tips.

Teun Terpstra nam ons als lector “Waterveiligheid en Ruimtegebruik” mee in de vraag ‘Wat maakt de hink-stap-sprong-aanpak tot een succes? En hoe verbind je korte en lange termijn met elkaar?’ Hij maakte de vergelijking met een topatleet verspringen. ‘De kiem van het succes zit in de aanloop en de afzet. Eenmaal onderweg kan je hooguit bijsturen.’

Nu hebben we nog de tijd zaken op te pakken. In de oplossingsrichtingen van Deltares staat de Zuidwestelijke Delta voor “beschermen open”. Teun stelt dat we ook een ander scenario kunnen kiezen. ‘Het is menseigen te geloven dat onwaarschijnlijke situaties niet plaatsvinden. Maar houd juist wel rekening met extreme situaties en bereid je erop voor. Begin op tijd met onderzoek en breng ook juist kleine risico’s in beeld die wel grote gevolgen kunnen hebben.

Bij een 2-meter zeespiegelstijging van de Westerschelde ligt een groot deel van Beveland onder water. Dat vraagt niet alleen om een technisch antwoord, maar ook wat sociaal wenselijk is of waarvoor draagvlak is. Stel hier liggen dubbele dijken; wat zijn dan de voordelen voor veiligheid en zoutindringing, hoe gebruik je het tussenliggende gebied? Hoe beperk je de gevolgen en tegen welke kosten? Hoe acceptabel vind je het dat daar mensen mogen wonen?

Als je onderzoek doet naar draagvlak, voer dit dan onder verschillende doelgroepen uit, zowel bij mensen in de stad als mensen aan de dijk. Ook de mensen in de stad moeten meedenken (op termijn ligt dat ook onder zeeniveau). Uiteindelijk gaat het over de leefbaarheid van de toekomstige generaties.

Het vertrouwen in de overheden en het herstel daarvan is essentieel om tot oplossingen te komen. ‘Als we blijven vasthouden aan tegenstellingen en de eigen belangen voorop zetten werkt het niet. Laten we vooral eerst onderzoek doen en met de samenleving in gesprek gaan. Zo kunnen we samen op zoek naar innovatieve oplossingen.’

Workshop 2: Wat zijn de effecten van klimaatverandering op het Veerse Meer?

Alexander Nefs (Rijkswaterstaat) en Wietse van de Lageweg (Lector Building with Nature bij HZ University of Applied Sciences) gaven aan een diverse groep geïnteresseerden de workshopWat zijn de effecten van klimaatverandering op het Veerse Meer?’ En hoe kunnen we ons hierop voorbereiden?

Het klimaat verandert en dat heeft effect op de Zuidwestelijke Delta. In het Veerse Meer treden de effecten veel sneller op dan veel mensen doorhebben.

Waterkwaliteit Veerse Meer

In het eerste deel van de workshop nam Alexander ons mee in het verhaal van het Veerse Meer, een peil-gestuurd en zout watersysteem. Eerst met een kort overzicht van de context en historie van het Veerse Meer met onder andere de realisatie van de doorlaat Katse Heule in 2004, de invoering van het peilbesluit in 2008 én de signalen van verslechtering van de waterkwaliteit in 2019-2021. In 2019 en 2020 had het meer te maken met grootschalige vissterfte en elke zomer zien we zuurstofloosheid in de diepere delen. De bodemdieren hebben het hierdoor zwaar. In 2021 hadden de recreanten overlast van overmatige zeewiergroei.

Vervolgens zoomde Alexander in op de lopende onderzoeken naar de bodem- en waterkwaliteit van het Veerse Meer. De probleemdefinitie is eind 2023 in beeld en dan weten we hoe het huidige ecologische systeem werkt. Eind 2023 is ook een klimaatadaptief plan klaar met haalbare oplossingen tot ten minste 2080. Het plan beschrijft wanneer welke maatregelen nodig zijn om het Veerse Meer weerbaar en veerkrachtig te maken voor klimaatverandering. Met deze aanpak volgt het onderzoek de hink-stap-spronggedachte van de Zuidwestelijke Delta. Voor de hink wordt gekeken naar lokale beheermaatregelen, de stap vraagt een aanpassing in het peil en voor de sprong moet je aan systeemaanpassingen denken zoals de introductie van een gedempt getij.

Reageren op stellingen

Samen met de groep worden stellingen besproken over het Veerse Meer in het licht van klimaatverandering én over de balans tussen kwaliteiten en functies. Is klimaatverandering de grootste bedreiging voor het Veerse Meer? En, hoe staat het met de voorzieningen voor recreatie? Het leverde gesprekken op over de complexiteit van het systeem en de verschillende drukfactoren die een rol spelen in de watersysteemwerking.

Future Shores

In het tweede onderdeel presenteerde Wietse het onderzoeksprogramma ‘Future Shores’, een gezamenlijk onderzoeksprogramma van Staatbosbeheer, waterschap Scheldestromen, het Ministerie van IenW en de HZ University of Applied Sciences. ‘Future Shores’ heeft als doel om samen met kennisinstellingen, beheerders en studenten bouwstenen en principes te ontwikkelen voor nieuwe typen waterkeringen met oog voor duurzaamheid, klimaatbestendigheid en natuurlijkheid. Een voorbeeld hiervan zijn klimaatrobuuste oevers voor het Veerse Meer. Waar en hoe kan de oeverbescherming in het Veerse Meer flexibeler en natuurlijker?

Met elkaar in gesprek: wat is belangrijk voor de toekomst?

Ter afsluiting van de workshop gingen Alexander en Wietse na een korte introductie verder in gesprek met de deelnemers over verschillende vraagstukken. Met kleurkaarten konden de deelnemers aangeven wat zij het meest van belang vinden: techniek, natuur, communicatie of kennis. Waarover maken we ons het meeste zorgen? En, waar zou de focus op moeten liggen? Uit de discussie blijkt dat het moeilijk is om te kiezen voor één van deze perspectieven, vaak is het niet één die het meest belangrijk is, maar juist de samenhang van de dingen. Het is voor het Veerse Meer als onderdeel van de delta van belang om het systeem te doorgronden, vanuit een visie te handelen en in gezamenlijkheid het verhaal van het meer te vertellen.

Workshop 3: Hoe zorgen we voor een balans in veiligheid, natuur en economie in de Westerschelde?

De workshop ‘Hoe zorgen we voor een balans in veiligheid, natuur en economie in de Westerschelde?’ werd verzorgd door Simon Brasser (Coördinator Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta) en Marcel Taal (Deltares).

De Westerschelde is een dynamisch gebied met functies voor natuur en economie, maar ook veiligheid is een belangrijk thema. Binnen de Zuidwestelijke Delta kijken we hoe we tot een goede balans kunnen komen tussen deze drie functies en ze kunnen behouden. Via stellingen gingen de deelnemers hierover in gesprek en deelden hun meningen en bevindingen.

Ambitie en strategie van de Zuidwestelijke Delta

Simon startte de workshop met een presentatie over de ambitie en de strategie van het Gebiedsoverleg Zuidwestelijke Delta. Die is neergelegd in de Voorkeursstrategie van het Deltaprogramma en in de Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050. Kern vormt de driehoek van de Zuidwestelijke Delta, die bestaat uit de hoofddoelen Economisch vitaal, Veilig en klimaatbesteding en Ecologisch veerkrachtig. Deze komen overeen met de thema’s van de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie: Toegankelijkheid, Veiligheid en Natuurlijkheid. Via de hink-stap-sprongaanpak werken we aan de ambitie om in 2050 de eerste klimaatbestendige regio ter wereld te zijn.

Gesprek over de balans

Het Scheldegebied kenmerkt zich door een grote rol voor de scheepvaart. Verwachting is dat de grenzen van schaalvergroting in de logistiek zijn bereikt en dat de scheepvaart alleen maar efficiënter zal worden. De huidige grote schepen kunnen steeds meer containers vervoeren, waardoor de havens veel economische meerwaarde genereren met nieuwe ruimtelijke investeringen in het gebied, maar dit is niet in balans met de investeringen in Natuurlijkheid en Veiligheid. Het is van belang dat stakeholders in gesprek gaan over deze functies, en daarbij echt goed gaan kijken naar een gelijkwaardigheid daarin. Hoe kunnen we op een andere manier naar de balans in die investeringen kijken en hoe kunnen we hierin samen nieuwe stappen zetten? Hierbij moeten we niet ‘de boot missen’ en besef krijgen voor de urgentie ervan. Via onderzoek moeten we de juiste inzichten krijgen voor de toekomst van het gebied en alle nieuwe ontwikkelingen.

Na de presentaties gingen Simon en Marcel met de deelnemers in gesprek aan de hand van drie vragen. De eerste was: ‘Hoe kunnen we het economisch verdienmodel en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsmodel sterker met elkaar verbinden?’ De waarde van de economische investeringen tegenover die voor ecologie is niet in balans, we zouden meer moeten investeren in ecologie. Het idee dat geopperd wordt is toe te werken naar een gezamenlijke investeringsagenda.

‘Wat is er belangrijker: werken aan vertrouwen, werken aan plannen of werken aan geld?’ was de tweede vraag. Landbouw en natuur hebben dezelfde wens, namelijk voldoende zoet water. Geld is hierin het minst belangrijk. Vertrouwen is heel belangrijk om stappen te kunnen zetten, zonder vertrouwen geen plannen. Verder is ook oog voor elkaars visie nodig en niet vanuit 1 doel de regie overnemen van de natuur. Plannen met perspectief = mutual gain.

De derde vraag was: ‘Wat is urgent voor de toekomst, denkend vanuit de hink-stap-sprongaanpak?’ Een stip op de horizon is nodig om daarmee een heel helder doel te schetsen. Met de hink-stap-sprong kan er dan gewerkt worden richting één overkoepelend doel. Ook is het van belang vertrouwen op te bouwen en dat we nog meer met elkaar in gesprek gaan met een gezamenlijke kennisbasis en begrip voor elkaars standpunten.

Simon en Marcel sloten de workshop af met de vraag: wat heb je geleerd? De deelnemers geven aan dat het nog echt een uitdaging is om tot een goede balans te komen en daarin ook zo samen te werken. Tip: doe dit vooral samen, en sluit geen oplossingen uit, maar bekijk het vanuit de breedte in het gezamenlijke belang voor het gebied. Daar hebben we tijd voor nodig, en laten we die ook echt nemen.

 

Workshop 4: Hoe werken we aan een ecologisch en veerkrachtige delta?

Erik Jan van der Meer (Voorzitter Voortgangsoverleg Ecologie en Waterkwaliteit Zuidwestelijke Delta) en Hermine Erenstein (Rijkswaterstaat) verzorgden de workshop ‘Hoe werken we aan een ecologisch en veerkrachtige delta?’

In deze workshop keken we naar het doel van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Ook gingen we in gesprek over hoe we de delta qua natuur robuust en klimaatbestendig kunnen maken en wat de verschillende perspectieven zijn op natuur in de Zuidwestelijke Delta.

10 rollen

Erik Jan en Hermine startten de workshop met een korte toelichting over de PAGW en het programma. De circa dertig deelnemers hadden inmiddels een ‘rol’ toebedeeld gekregen en Erik Jan vroeg ze om vanuit die rol stelling te nemen in de voorgelegde vragen. Door de bril van een jonge vader of mosselvisser werd bijvoorbeeld gevraagd of er in echte natuur plaats is voor wonen, landbouw, industrie en scheepvaart. De (verwachte) tegenstellingen kwamen mooi in beeld en er ontstonden goede gesprekken. Voor de meeste rollen is en blijft het belangrijk dat er in het gebied ruimte moet zijn voor andere functies. Enkel vanuit bijvoorbeeld de Westerschelde en de Ecoloog gezien, zijn er bij echte natuur geen andere functies mogelijk.

Mooie inzichten

Het inleven in andere perspectieven is een belangrijk aspect in gebiedsontwikkeling en gaf voor zowel voor de deelnemers als de workshopbegeleiders mooie inzichten. Zo haakte de 15-jarige skater af bij diverse stellingen, omdat het taalgebruik niet bij hem aansloot. Het ‘ongeboren kind’ haakte juist erg aan op de stelling of we de het oplossen van de problematiek aan jongeren moeten overlaten (en er dus zelf niks aan hoeven te doen). Het ontbreken van die specifieke stem in de huidige beslissingen laat zien dat we nog toekomstgerichter kunnen denken.

Persoonlijk verhaal

Nadat de deelnemers zich via de stellingen in hadden geleefd in hun rol, vroeg Erik Jan hen een verhaal te schrijven. Dit deed de groep aan de hand van kleine zinnen die zij vervolgens aanvulden tot het volledige verhaal. Hiermee ontstonden verhalen over wat de deelnemers morgen gaan doen, waar ze zich zorgen over maken en wat ze als potentiële oplossingsrichtingen zien. Uit enkele verhalen bleek al snel dat het gezamenlijke verhaal breder is dan ‘onze professionele bril’. Het totaal aan verhalen geeft perspectieven voor de toekomst, waar bewoners zich in herkennen en waar natuur een logisch onderdeel is. Met dit verhaal bouwen we verder op het verleden van het gebied en sluiten we aan op het DNA van de Zuidwestelijke Delta en haar bewoners.

Afdronk

Door de deelnemers zich in te laten leven in verschillende rollen kregen we een mooi beeld hoe zij die rollen plaatsen in het debat. Een veel gehoorde terugkoppeling was dan ook dat het fijn is om zich in te leven in een andere rol dan waarmee zij bekend zijn en dat het leuk is om zo het gesprek aan te gaan. Daar zat ook echt de waarde van deze workshop: de combinatie van het delen van inhoud over het ecologisch systeemherstel via PAGW-maatregelen en je inleven in wat dat betekent vanuit verschillende rollen.

Workshop 5: Kennisprogramma Zeespiegelstijging: wat is de houdbaarheid van het huidige systeem?

In deze workshop praatten Rinse Wilmink en Matthijs Bonte de circa 50 deelnemers bij over de resultaten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging van waterveiligheid en zoet water.

De deelnemers werd eerst gevraagd te reageren op drie stellingen. Naar aanleiding van de stelling ‘Is de huidige aanpak van de versterking van de dijken voldoende voor de komende 100 jaar?’ dacht de meerderheid niet dat dit voldoende zou zijn. Ze verwachten dat er meer moet gebeuren. De meerderheid was het eens met stelling 2: ‘Zelfvoorzienend zijn voor zoet water is de toekomst’. Belangrijk is dat het water dat valt opgevangen en vastgehouden wordt. Over de stelling ‘Als de zeespiegel stijgt met 3 meter is het huidige systeem onbetaalbaar’ waren de meningen gelijk verdeeld.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

Rinse startte met een toelichting op het Kennisprogramma Zeespiegelstijging. Het doel van dit programma is de onzekerheid van bepaalde kennis te verkleinen. Het Kennisprogramma is verdeeld in 5 sporen. Vandaag gaat het om spoor 2 systeemverkenningen. Spoor 2 is verdeeld in fasen. De eerste fase is onlangs afgerond met rapportages. Daarbij is gekeken welke voorzieningen er zijn en wat er gebeurt bij 1, 3 of 5 meter zeespiegelverhoging. Daarna volgt fase 2. Welke maatregelen kunnen we nemen om de gevolgen van zeespiegelstijging tegen te gaan? In 2025 volgt dan de integratie van de thema’s. Wat zijn de gevolgen voor onder andere natuur, bebouwing en landbouw? In november 2023 volgt een tussenbalans: wat is de impact en hoe snel gaat de zeespiegelstijging naar aanleiding van de dan bekend geworden scenario’s van het KNMI?

Resultaten zoet water

Matthijs lichtte de onderzoeksresultaten toe van zoet water. De vraag hoelang we de voorkeursstrategie kunnen handhaven, was daarbij de leidraad. Het onderzoek houdt niet alleen rekening met de verwachte zeespiegelstijging, maar ook met de verwachte riviertoevoer en de verhoogde watervraag door een warmer klimaat. De gevoeligheid van het totale systeem is in beeld gebracht.

Wat blijkt is dat zeespiegelstijging effect heeft op het grondwater en zoute kwel. Soms tot wel 10-20 km uit de kust. Dit heeft te maken met de grote verschillen in de ondergrond. Om polders zoet te houden, wordt nu vaak zoet water gebruikt voor de doorspoeling. Hier is nu 20m3 p/sec voor nodig. Als de zeespiegel met 3 meter stijgt is 270 m3 p/sec zoet water nodig. Hieruit valt te concluderen dat deze strategie niet houdbaar is in de toekomst. Daar zal onvoldoende zoet water voor beschikbaar zijn.

Voorlopig is echter de zeespiegel nog geen 3 meter gestegen. Maar er ligt wel een ander gevaar op de loer die voor extra verzilting zorgt. Namelijk het effect van de rivier. Door minder rivierafvoer kan dus al veel eerder de verzilting toenemen van uit zee. Maar ook het schutten van sluizen tussen zout en zoet water zorgt iedere keer voor een toename van zout water in zoet water.

De Maas en Rijnmonding krijgt door zeespiegelstijging per meter stijging ongeveer 2 tot 3 km meer invloed van zout. De effecten op sloten en kanalen nemen toe waardoor er meer zoet water nodig is voor doorspoeling en tegendruk van de zoutlast. Het gevaar voor verzilting ligt dus niet zozeer aan zeespiegelstijging, maar komt veel meer door de periodieke (zomer) afname van de aanvoer van rivierwater bij langere perioden van droogte.

Resultaten waterveiligheid

Rinse nam het stokje weer over en ging in op waterveiligheid. Die resultaten waren positiever. De huidige dijken gaan bij tijdige versterking nog jaren mee. En ook de kosten (het huidige jaarlijkse budget is 80 miljoen euro) hoeven in de toekomst niet exceptioneel toe te nemen. Dat komt omdat de huidige maatregelen zorgen voor versterking van de dijken. Als ze straks in 2050 allemaal aan de norm voldoen, hoeven ze slechts verhoogd te worden bij zeespiegelstijging. 1 meter zeespiegelstijging betekent dan in principe 1 meter hogere dijken. Daarbij is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat de Oosterscheldekering of een vervanger nog lang in gebruik zal blijven en dat de dijken rond de Oosterschelde nu al in feite hoger zijn dan hoeft, omdat ze van voor de Oosterscheldekering zijn. 5 meter zeespiegelstijging zou je technisch met de strategie van het verhogen van de dijken kunnen opvangen.

Vragen van de deelnemers

Hierna volgde een vragenronde. Een van de aanwezigen vroeg of bij zoet water het effect van het mogelijk ophogen van de polderpeilen is meegenomen. Dat is niet gebeurd. Het huidige peil en situatie zijn leidend geweest. Het zal in de toekomst ook lastig zijn om het peil te verhogen, omdat veel agrariërs geen peilverhoging willen.

Op de vraag of het rivierwater in de toekomst afneemt of juist toeneemt kwam een duidelijk antwoord. De verwachting is dat deze in de winter toeneemt, doordat er meer neerslag valt. Maar in de zomer sterk afneemt door langere perioden van droogte. De schommeling zal dus groter zijn. Juist als de zoetwaterbehoefte het grootst is, wordt een verminderde aanvoer verwacht.

De volgende resultaten verbaasden de onderzoekers het meest: er is geen echt kantelpunt van de kosten en mogelijkheden bij een bepaalde hoogte van de zeespiegelstijging voor de waterveiligheid. Niet de zeespiegelstijging maar andere effecten zijn eerder bepalend voor de afname van de zoetwaterbeschikbaarheid. Als de zeespiegel stijgt is er wel veel meer zoet water nodig om de effecten hiervan in de polder met doorspoeling op te vangen.

Afsluiting en ‘Vraag maar raak’

Bij de plenaire afsluiting gaven de workshopbegeleiders een korte terugkoppeling van de vijf workshops. De deelnemers was gevraagd een kaartje in te vullen en antwoord te geven op de vraag: Wat heb je gemist als je niet bij deze workshop was? Aan de hand daarvan werd teruggeblikt.

Een uitgebreid verslag per workshop vind je hier.

Workshop 1: Op weg naar nieuwe dijken en duinen?

In de workshop kwam volgens Teun Terpstra (Lector aan de HZ University of Applied Sciences) naar voren hoe complex de relatie is tussen de technische kennis en ervaring en de debatten die we moeten voeren in de maatschappij. ‘Er is nu al sprake van framing in de discussie, terwijl we nog niet de technische inzichten hebben over wat wel en niet werkt. Laten we vooral neutraal blijven en feiten benoemen en daarnaast inzicht krijgen in de wensen en gevoelens in de samenleving.’

Workshop 2: Wat zijn de effecten van de klimaatverandering op het Veerse Meer?

De water- en bodemkwaliteit van het Veerse Meer staan onder druk. Rijkswaterstaat onderzocht samen met Deltares hoe robuust het huidige waterbeheer van het Veerse Meer is in het licht van een veranderend klimaat. Alexander Nefs (adviseur hoofdwatersysteem bij Rijkwaterstaat) constateerde een hoge betrokkenheid bij de deelnemers van de workshop. ‘De urgentie en de gevolgen van klimaatverandering komen snel op het Veerse Meer af. De deelnemers gingen heel specifiek in op de inhoud, met lange termijngrafieken over de zeespiegelstijging.’

Workshop 3: Hoe zorgen we voor balans in veiligheid, natuur en economie in de Westerschelde?

‘We hadden een heel geanimeerd gesprek over het aandeel van de havens en het verdienmodel van de havens ten opzichte van het gebruik en de investeringen op het gebied van natuur en waterveiligheid,’ vertelt Simon Brasser (Coördinator Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta). ‘Waar liggen de kansen? De investeringen op het gebied van natuur en veiligheid zijn maar een promille van het verdienvermogen van de haven. We hebben geconstateerd dat je ook kunt kijken naar wat het perspectief is voor iedereen in het gebied. Voor de havens is dat economisch, voor natuur en veiligheid spelen andere doelen. Juist die perspectieven verkennen kan vertrouwen geven en het begrip voor elkaars belang hierin. We concludeerden dat vertrouwen en plannen maken elkaar versterken en dat geld pas daarna komt.’

Workshop 4: Hoe werken we aan een ecologische en veerkrachtige Delta?

In deze workshop gingen de deelnemers aan de slag met het thema ecologie en waterkwaliteit in de Zuidwestelijke Delta, door het schrijven van verhalen vanuit een bepaalde rol. ‘Dat kon een opa zijn, maar ook de Oosterschelde, een meeuw of een ongeboren kind,’ vertelt Erik Jan van der Meer (Voorzitter Voortgangsoverleg Ecologie en Waterkwaliteit Zuidwestelijke Delta). ‘Op de vraag: wat heb je gemist als je niet bij deze workshop was, was dat de mogelijkheid om mee te schrijven aan het verhaal van de delta volgens je eigen denkbeelden en wensen. Ik heb al die verhalen verzameld en ga daar weer verder mee aan de slag.’

Workshop 5: Wat is de houdbaarheid van het huidige systeem?

‘We zijn met de deelnemers door het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gelopen,’ vertelt Rinse Wilmink (Technisch Manager Waterveiligheid bij Rijkswaterstaat). ‘Voor welke concrete opgaven komen we te staan? Wat gaat er fout als we doorgaan zoals nu? En als we iets nieuws bedenken, wat is dan slim om te doen? Wat als die stijging meer dan 1 meter is in 2100? Welke gevolgen heeft dat dan voor de waterstanden en de dijken, wat is de impact op de scheepvaart, natuur, toerisme, ruimtelijke ordening en dergelijke? De conclusie is dat we tot minimaal 3 meter zeespiegelstijging met het huidige kustbeleid wel vooruit kunnen. Maar dat staat of valt met de beschikbaarheid van zandvoorraden. Dus wees daar zuinig op.’

Wij zijn de generatie die de tijd hebben om na te denken wat er kan, technisch gezien, maar waar ligt de maatschappelijke voorkeur in het licht van de toekomstige generaties? Het is moeilijk om over de belangen van nu heen te stappen, maar dat is wel de enige mogelijkheid om na te denken over wat de toekomstige generaties nodig hebben.

Afronding

Hierna was het tijd voor vragen uit de zaal. Zoals: Waar lig je ‘s nachts wakker van? Rinse antwoordde: ‘Van de verkokering die je ziet. We houden elkaar nogal eens in een klem, terwijl we voor oplossingen voor de toekomst juist hand in hand moeten gaan.’

Kunnen bestaande structuren belemmerend werken in oplossingen, was de volgende vraag. Teun: ‘Wij zijn de generatie die de tijd hebben om na te denken wat er kan, technisch gezien, maar waar ligt de maatschappelijke voorkeur in het licht van de toekomstige generaties? Het is moeilijk om over de belangen van nu heen te stappen, maar dat is wel de enige mogelijkheid om na te denken over wat de toekomstige generaties nodig hebben.’

En tot slot: hoe zou je zelf de dynamiek in je organisatie te verbeteren? Simon: ‘Alleen de vervangings- en renovatieopgave voor Rijkswaterstaat is al enorm, daar gaat volop aandacht naar toe. En tegelijk willen we vol inzetten op het nadenken over een klimaatbestendige toekomst. Er zijn veel enthousiaste en fanatieke mensen, en die wil je daar ook de ruimte voor geven. Maar daar is wel geld en tijd voor nodig. Daarvoor moeten we ook naar de politiek kijken.’

Regels zijn nodig, maar hoe ga je daar mee om? Hoe faciliteer je goede initiatieven? Dat kan alleen als we positief met elkaar samenwerken, zoals we vanmiddag deden.

Esprit

Paul de Beer kwam tijdens de afsluiting nog terug op de rol van Zeeland in het programma, als antwoord op een vraag uit de zaal. ‘Zoals ik het zie is dat Zeeland een stevige rol wil vervullen in de Zuidwestelijke Delta, en daar ben ik blij mee. Maar laten we hiernaast vooral over provinciegrenzen heen denken: zo ligt het Volkerak-Zoommeer in drie provincies.’ Tot slot kreeg Paul de vraag hoe het programmateam initiatieven verder kan oppakken. ‘We zijn aan het kijken of we meer initiatieven kunnen initiëren, dit najaar weten we of dat gaat lukken. Verder werken we samen met zo’n 30 organisaties. Dat juich ik enorm toe, maar dat maakt het werken ook ingewikkeld. De afgelopen anderhalf jaar heb ik veel nagedacht over de esprit die je met elkaar hebt. Regels zijn nodig, maar hoe ga je daar mee om? Hoe faciliteer je goede initiatieven? Dat kan alleen als we positief met elkaar samenwerken, zoals we vanmiddag deden. Daarom doe ik een oproep aan iedereen: ga op deze positieve manier verder met z’n allen en denk mee, doe een beroep op elkaar als iemand teveel vasthoudt aan de regels. Dan kunnen we heel ver komen.’