De Zuidwestelijke Delta staat voor grote opgaven, die we in samenhang moeten gaan aanpakken. Hoe kijken jullie daar naar als waterschap, welke opgaven spelen voor jullie? En hoe kijken jullie daar naar als partner van de Zuidwestelijke Delta?
Toine Poppelaars, dijkgraaf waterschap Scheldestromen: ‘Als Scheldestromen hebben we een forse waterveiligheidsopgave. We hebben maar liefst 425 kilometer dijken en duinen in beheer. Zeeland is nu veilig tegen overstromingen, maar als waterschap willen we ervoor zorgen dat de Zeeuwse dijken en duinen ook in de toekomst veilig blijven. Uit de beoordeling van onze dijken de afgelopen jaren blijkt dat ongeveer 25% niet voldoet aan de nieuwste waterveiligheidsnorm uit 2017. Dat betekent niet dat ze acuut onveilig zijn. Maar het betekent wel dat we vanuit de huidige klimaatscenario’s van het IPCC en het KNMI in 2050 de klus geklaard moeten hebben.’
Kees Jan de Vet, dijkgraaf waterschap Brabantse Delta: ‘De opgaven zijn zo groot, dat we die inderdaad integraal moeten beschouwen en aanpakken. En als één overheid, met de provincies, waterschappen en gemeenten. We hebben de lat hoog gelegd met onze ambitie: om de eerste delta ter wereld te zijn die heeft uitgedacht, uitgewerkt én in gang gezet wat nodig is om in 2050 voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering. Met de Integrale Voorkeursstrategie borgen we samenhang in de opgaven. En we hebben een Gebiedsagenda met handelingsperspectieven. Maar tegelijk is er nog veel onduidelijk, bijvoorbeeld over de mate en snelheid van de zeespiegelstijging en hiermee de verzilting van ons gebied. En met een troebel toekomstbeeld is het draagvlak voor en dus financiering van maatregelen best lastig. We zullen vanuit onze eigen plannen en bijvoorbeeld de Rijksbrief “Water en Bodem Sturend’ concrete vertalingen moeten maken voor ons gebied.’
Om de grote opgaven die in dit gebied samen komen aan te pakken en waar te maken is het erg waardevol dat we als drie Delta-waterschappen samen optrekken.
Jan Bonjer, dijkgraaf waterschap Hollandse Delta: ‘Als waterschap vinden wij het belangrijk dat we toegroeien naar integraal waterbeheer. De Zuidwestelijke Delta is wat dat betreft een fascinerend gebied. Om de grote opgaven die in dit gebied samen komen aan te pakken en waar te maken is het erg waardevol dat we als drie Delta-waterschappen samen optrekken. Ik ben blij dat we elkaar weten te vinden en vind het mooi om dit te doen met mijn twee buurdijkgraven. De opgaven waar we voor staan zijn overigens niet gering. We moeten de waterkringloop gaan sluiten en water niet meer alleen afvoeren, maar ook vasthouden. Dat is ook voor de Zuidwestelijke Delta echt een cultuuromslag.’
We zullen belangrijke keuzen moeten maken voor de toekomst. Waar moeten we de komende jaren energie op zetten om deze keuzen te kunnen maken?
Toine Poppelaars, waterschap Scheldestromen: ‘Het hoofddoel binnen de Zuidwestelijke Delta is een klimaatbestendige delta. De huidige dijkversterkingen voeren we traditioneel uit: we verhogen en verbreden de dijken. Maar richting 2100 moeten we naar nieuwe vormen van kustversterking gaan kijken. De ruimte die nodig is voor binnendijks versterken is enorm. Van belang is de mogelijkheden van buitendijks versterken te onderzoeken. En te kijken hoe je ruimte kan geven aan extra functies, zoals natuur en recreatie. Verschillende kennisinstituten onderzoeken alternatieve oplossingen. Als waterschap dragen we hier aan bij, en ik juich dat alleen maar toe.’
Richting 2100 moeten we naar nieuwe vormen van kustversterking gaan kijken en hoe we daarbij ruimte kunnen geven aan extra functies, zoals natuur en recreatie.
Kees Jan de Vet, waterschap Brabantse Delta: ‘Mijn oproep is ons te focussen op gebiedsuitwerkingen. Die zijn nodig om concreet te vertalen wat de opgaven daadwerkelijk betekenen. Ze moeten leiden tot een gedeeld en gedragen toekomstbeeld. Een beeld dat we niet alleen met de gezamenlijke overheden ontwikkelen, maar juist ook samen met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleden en inwoners. Die uitwerking zie ik graag per deelgebied omdat dit per watersysteem en omliggend gebied kan verschillen. Denk aan de verschillen in zoetwaterbeschikbaarheid in de gebieden met aanvoermogelijkheden uit het hoofdwatersysteem (West-Brabant, Tholen, St. Philipsland en de Reigersbergsche Polder) en zonder aanvoermogelijkheden (rest van Zeeland). Die gebiedsuitwerkingen vormen de basis voor de projecten die we gaan uitvoeren en die ook hard nodig zijn. Hiervoor moeten we slimme en strategische allianties aangaan. Zoals we dat nu doen binnen het project Water tussen Wal en Schelde.’
Jan Bonjer, waterschap Hollandse Delta: ‘We komen uit een lange periode van geloof in de maakbaarheid; we pasten het bodem- en watersysteem steeds opnieuw aan onze wensen aan. Maar gedwongen door de klimaatverandering moeten we dit kantelen, door water en bodem juist weer sturend te laten zijn. Dus van maakbaar naar adaptief en meebewegen. Komende jaren moeten we met elkaar vooral energie zetten op het goed begrijpen van wat deze kanteling precies betekent, ook voor het feitelijke beheer van ons watersysteem. Neem bijvoorbeeld het vraagstuk van de verzilting. Wat betekent dat voor de Zuidwestelijke Delta, die een belangrijke functie heeft in onze voedselproductie? In het Deltaprogramma zoetwater moeten we dit goed doordenken en met elkaar doorleven.’
Wanneer zijn we daar als samenwerkingsverband succesvol in?
Toine Poppelaars, waterschap Scheldestromen: ‘Informatievoorziening en kennisuitwisseling tussen overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen is cruciaal. We moeten ervoor zorgen dat op de juiste momenten te doen. Als we scherp in beeld hebben waar iedereen aan werkt kunnen we naar de meekoppelkansen kijken. Dat wil zeggen dat we dijkversterkingen proberen te combineren met andere initiatieven uit de omgeving. En onze opgaven echt integraal aanpakken. Alleen dan kunnen we de ambities en de plannen van het Gebiedsoverleg realiseren. En onze regio en de uitdagingen die hier spelen te blijven agenderen bij de deltacommissaris en de minister.
Het urgentiebesef is de laatste jaren enorm toegenomen door alle recente ontwikkelingen. We zijn succesvol als we samen met het gebied heldere stippen op de horizon durven zetten.
Kees Jan de Vet, waterschap Brabantse Delta: ‘We moeten de nieuwe bestuursperiode van de provincies en de waterschappen aangrijpen om onze strategie en ambitie opnieuw te definiëren. Vergeleken met vier jaar geleden is het urgentiebesef enorm toegenomen door alle recente ontwikkelingen op het gebied van klimaatverandering, woningbouwopgaven, natuur- en stikstofopgaven en nog veel meer. We zijn in mijn ogen succesvol als we samen met het gebied heldere stippen op de horizon durven zetten. En dat van hieruit de afzonderlijke partijen, waaronder de waterschappen, voldoende draagvlak voelen om de komende jaren de goede projecten op te gaan starten en uitvoeren. Maar zeker ook dat ondernemers, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties in ons gebied weten waar ze wel of niet (meer) op kunnen rekenen en wat van hen mag worden verwacht.’
Jan Bonjer, waterschap Hollandse Delta: ‘Als we de opgaven echt waarmaken, dus als we de stap weten te zetten van denken naar doen. Bij waterveiligheid hebben we dat met het Hoogwaterbeschermingsprogramma al goed voor elkaar, maar ook de andere onderwerpen in het Deltaprogramma zijn belangrijk. Laten we dus kijken hoe we het Deltaprogramma goed kunnen verbinden aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waar momenteel heel veel gebeurt. De drie Delta-provincies hebben daar ook een belangrijke rol in, dit mag niet naar de achtergrond verdwijnen. De Zuidwestelijk Delta is hier een ideaal platform voor, waar wij ons als Hollandse Delta heel graag aan verbinden en een bijdrage aan leveren.’