Wat doet zandhonger in de Oosterschelde?
‘Door de aanleg van de Oosterscheldekering zijn de getijdenstromen in de Oosterschelde afgenomen. Ze zijn niet sterk genoeg meer om intergetijdengebieden (platen, slikken en schorren) die tijdens stormen zijn afgekalfd, weer op te bouwen met zand en slib. Deze “zandhonger” vormt een bedreiging voor de natuur-, de landschaps- en de recreatiewaarden en voor de lange termijn waterveiligheid. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) en het ministerie van Economische zaken (EZ) een MIRT-verkenning uitgevoerd. De meest effectieve maatregel bleek het suppleren van zand. Voor de waterveiligheid heeft projectbureau Zeeweringen al dijkversterkingen uitgevoerd.’
Wat is de fasering en de aanpak?
‘Uit de verkenning kwam dat we eerst de Roggenplaat moeten suppleren, omdat de foerageertijd daar als eerste in de knel komt. De andere gebieden zijn minder urgent. We gaan 200 van de in totaal 1600 hectare van de plaat ophogen, verdeeld over verschillende plekken. Door het nieuwe reliëf kan het bodemleven zich verder ontwikkelen waardoor de vogels blijven komen. Zo is de Roggenplaat een belangrijk gebied voor steltlopers om op te vetten. Als de platen kleiner worden, kunnen zij moeilijker voedsel vinden. Ook de zeehonden gebruiken de platen als rustgebied.’
Er ligt inmiddels een ontwerp, wat gebeurt er nu?
‘HZ University of Applied Sciences, Deltares, Imares en het NIOZ, verenigd in het Centre of Expertise Deltatechnologie, hebben drie ontwerpen gemaakt die zijn getoetst op effectiviteit, levensduur en het voorkomen van negatieve effecten op de omgeving. Het beste ontwerp stemmen we nu af met de omgeving. Speciale aandacht gaat uit naar de mosselsector door de toppercelen rond de Roggenplaat. De planning is het ontwerp eind dit jaar af te ronden, om in de winter van 2017/2018 te suppleren. Dan start ook een monitoringprogramma. In 2014 mochten we al door op basis van een gezamenlijk financieringsvoorstel van IenM, EZ, provincie Zeeland, Natuurmonumenten, Stichting Zeeuws Landschap, Interreg en de acht Oosterscheldegemeenten. Hieruit bleek de kracht van samenwerken!’