Met de renovatie van het doorlaatmiddel is een tweezijdige verbinding tussen de Oosterschelde en het Grevelingenmeer ontstaan. ‘Het nieuwe sluisbeheer kan de zuurstofverdeling in het oostelijk deel van het meer verbeteren,’ legt Paul uit. ‘Dat heeft weer positieve effecten op de aanwezigheid van vissen, kwallen, garnalen en andere fauna. In 2016 en 2017 is de bodem (en het zuurstofgehalte direct daarboven) geïnspecteerd op 53 locaties in het Grevelingenmeer om de effecten van het doorlaatmiddel in kaart te brengen.’
Toegenomen soortenrijkdom
Paul: ‘In 2017 troffen we geen langdurige zuurstofloosheid aan bij de bodem van de onderzoekslocaties vlak bij de Flakkeese Spuisluis. Dit lijkt een duidelijk effect van het aangepaste doorlaatmiddel. In 2016 waren er namelijk duidelijk perioden van temperatuurstratificatie in het Grevelingenmeer. Dat betekent dat er een groot verschil was tussen het koude en zuurstofarme water bij de bodem en het warmere en zuurstofrijkere water aan het oppervlakte. De lagen mengden niet, waardoor het water bij de bodem weinig leven bevatte. Hoewel de bodemlevensgemeenschappen tussen 2016 en 2017, door grote variatie in de metingen, niet significant verschillen, hebben we meer soorten bij het doorlaatmiddel waargenomen. Naast de positieve effecten op de waterconditie en het bodemleven verwachten we op basis van deze waarnemingen, ook positieve effecten op foerageermogelijkheden voor vogels.’
Beggiatoa bacteriën
‘Ook is de verspreiding van de Beggiatoa bacteriën in kaart gebracht,’ vervolgt Paul. ‘Deze bacterie zit onder normale omstandigheden in de bodem. Wanneer bodemleven afsterft, wordt de grond niet meer omgewoeld. Hierdoor komt er geen zuurstof meer in de bodem. De bacterie, die van nature in de bodem voorkomt, “zoekt” vervolgens naar zuurstof richting de oppervlakte van de waterbodem. Zit er weinig tot geen zuurstof meer in het water, dan zien we de kenmerkende witte matten als vlekken aan de waterbodemoppervlakte liggen. Dat is ook het geval in het Grevelingenmeer. Ons onderzoek wees uit dat de vlekken met bacteriematten kleiner zijn geworden, dus dat er sinds de renovatie van de Flakkeese Spuisluis meer zuurstof in het water zit. Dit is ook zo in de diepere delen.’
Monitoring met mosselmandjes
Tot slot is de bodem op twee locaties met behulp van mosselmandjes onderzocht. Tijdens de monitoring in 2016 toen de Flakkeese Spuisluis nog dicht was, gingen alle mosselen op de bodem van de onderzoekslocaties binnen een maand dood. ‘Waarschijnlijk was dit het gevolg van zuurstofloosheid,’ legt Paul uit. ‘In 2017 trad geen grote sterfte op onder de mosselen op de bodem van diezelfde locaties. Een positief resultaat dus! De komende jaren zetten we de inspecties en monitoring dan ook zeker voort.’